De tweede brief aan de Korintiërs         Les 2
A study in the 2nd letter of Paul to the Corinthians in the Dutch language
door T. J. de Ruiter
 

Uitleg van en commentaar op de tekst

Hoofdstuk 1:1-11, Groet, lofprijs, strijd, dankzegging, voorbede

De openingsgroet, vers 1 en 2

De eerste zin is onmiddellijk van zeer groot belang, want Paulus verklaart dat hij door de wil van God een apostel van Christus Jezus is; in het Grieks 'dia thelêmatos theou', dat is 'door middel van de wil van God'. Paulus verwijst naar de roeping, die hij op bovennatuurlijke wijze ontving, toen Jezus hem op de weg naar Damascus arresteerde. Zijn roeping kwam in twee fasen, op de weg bekerend en voorbereidend; zie Handelingen 9:6 en daarna bevestigd door het profetisch woord van de discipel Ananias, die handelde op een verschijning van Jezus in een 'gezicht'; zie Handelingen 9:10-16.

Aandacht voor het gezicht, dat Ananias ontving. Het is het Griekse woord 'horama', dat slaat op een 'bovennatuurlijk aanschouwen'; het woord betekent dus geen 'gewoon zien'. Het Griekse werkwoord voor 'gewoon zien' is 'blepô', waarvan in vers 17 een vervoeging gebruikt wordt. Zo'n 'horama' kan in een droom komen of als een bijzondere, onverklaarbare ervaring bij normaal bewustzijn, waarbij men zich van een andere toestand bewust wordt, dan de natuurlijke. Paulus had er geen twijfel over: Wat hem overkomen en opgedragen was, was niet zijn eigen werk, de motivatie tot de apostolische opdracht was niet uit hemzelf opgekomen en het was ook niet gebaseerd op een mens, die hem daartoe had aangespoord. De aard en inhoud van de twee gebeurtenissen gaven hem een zeer diep besef dat hij door God zelf geroepen was. Deze eerste ervaringen zijn gehele loopbaan tot een blijvend fundament geweest; zie bijv. Handelingen 26:12-18; 1 Timoteüs 1:12,13; 2 Timoteüs 1:1,11.

Het 'Timoteus, de broeder,' is een deel van de groet. Hij was de trouwe metgezel van Paulus op een aantal van zijn reizen, nadat hij tot bekering was gekomen, nog een jonge man; zie Handelingen 16:1-3; 1 Timoteüs. 4:11,12; 2 Timoteüs. 2:14. Hij was voor Paulus als een echte zoon geworden; zie 1 Timoteüs. 1:2; 2 Timoteüs. 1:2; 2:1. Het lidwoord 'de' benadrukt dat hij niet slechts een relatie met Paulus had, maar ook met de gemeente te Korinte.

De 'gemeente van God... te Korinte.' Gemeente, Grieks 'ekklêsia', de vergadering van de 'tot het geloof gekomenen'. Geroepen om Gods heilige gemeenschap te zijn in een heidense stad, die vol van immoraliteit en criminaliteit was. Omdat er 'in geheel Achaje' staat is het mogelijk dat deze gemeente het gehele midden en zuiden van Griekenland had beïnvloed. Hij noemt de gelovigen 'heiligen' en later 'levende brieven'; zie 2 Korintiërs 3:1-3. In de dagen van Jezus en van de apostelen werden gelovigen 'discipelen' genoemd; later 'broeders', 'heiligen' en 'christenen.' De benaming heiligen geeft aan dat zij apart gezet zijn om in de geest en de naam van Jezus Christus God en zijn koninkrijk te dienen.

'Genade' en 'vrede. Genade is de onverdiende gunst van de Allerhoogste God, zoals in Jezus Christus ontvangen en 'vrede' is de vrede met God en de vrede van God in het hart. Vrede is een toestand van rust, van balans, van overwinning. Het Griekse woord 'eirênê' heeft in het Níeuwe Testament de rijke betekenis inhoud van het Hebreeuwse 'Sjaloom' gekregen. Let er op dat God, onze Vader en de Heer Jezus Christus als twee aparte personen worden genoemd. De Vader is 'Theos' en de Zoon is 'Kurios'. Wij moeten overigens hieruit niet de conclusie trekken dat de Zoon van een lagere orde dan God, de Vader, zou zijn. Het gehele getuigenis van het Nieuwe Testament is dat Jezus even wezenlijk God is als de Vader en de Heilige Geest.

Dankzegging en troost, 1:3-7

Zoals in bijna al zijn brieven geeft Paulus eerst dank aan God. Hier dankt hij God voor troost in zijn moeilijkheden en voor de uitreddingen, die hij had ervaren. Hij looft de 'God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van barmhartigheden en de God van alle vertroosting.' Het werkwoord, dat hier wordt gebruikt is 'parakaleô.' Dit werkwoord is van dezelfde stam als 'Parakletos', de Trooster, de Heilige Geest. Het werkwoord wil aangeven dat God naast de mens gaat en hem sterkt en leidt. Het Nederlandse 'troosten' is eigenlijk in ons taalgebruik niet het juiste woord meer om de grondbetekenis van 'parakaleô' te vertalen; 'versterken' zou nu beter de betekenis weergeven. Paulus ervaart veel lijden, maar ook overvloedige vertroosting of versterking. Het lijkt erop dat de Korintiërs ook hun deel van vervolging kregen te incasseren; zie vers 6,7. Gods kracht wordt openbaar in het kunnen doorstaan van de moeilijkheden; zie opnieuw vers 6. Paulus had gegronde hoop dat ook de gelovigen te Korinte het lijden overwinnend zouden kunnen doorstaan. De vervolging, die eerst Paulus persoonlijk trof, was door de Joden te Korinte mogelijk tot de gehele gemeente uitgebreid; zie Handelingen 18:12-17.

Zware strijd, 1:8-10

De druk moet zeer zwaar zijn geweest, want, zo schreef hij 'wij wanhoopten zelfs aan ons leven, ja, voor eigen besef achten wij ons ter dood verwezen'. Er is veel gegist naar de omstandigheden, waar Paulus hier op doelde. Reeds vroeg in de kerkgeschiedenis vinden we suggesties, zoals o.a. bij Tertullianus (160-220 n. Chr.), die een verbinding legde met 1 Korintiërs 15:32, waar Paulus schreef dat hij te Efeze met 'wilde dieren' gevochten had. Calvijn en anderen zochten het verband met het grote oproer te Efeze; zie Handelingen 19:21-40. Deze tegenstand zal zich in grote gebieden rondom Efeze kunnen hebben uitgebreid en later verschillende keren opnieuw in die streken van Klein Azië zijn opgelaaid. In 1 Timoteüs. 1:20 en in 2 Timoteüs. 4:14-15 schrijft hij o.a. over 'Alexander, de koperslager ', die hem veel kwaad had berokkend. Sommige gelovigen, waaronder waarschijnlijk ook deze Alexander waren afvallig en felle tegenstanders geworden; zie 1 Timoteüs 1:19-20. Er was vervolging van de Joden, maar pijnlijker nog was die, welke door afvalligen werd veroorzaakt. Bisschop J. B. Lightfoot en Allo denken hier aan het lijden vanwege de 'doorn in het vlees;' zie 12:7.

Het belang van de voorbede, vers 11

In vers 11 wijst de apostel op het belang van het gebed of de voorbede 'terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede.' Hij zal de laatste zijn, hoe krachtig hij zich ook geroepen en gezalfd weet, om te beweren dat hij het niet nodig heeft dat er voor hem gebeden wordt. Integendeel, hij vraagt dikwijls om gebed; zie Romeinen 15:30,31; Efeziërs 6:18,19; Kolossenzen 4:3,18; 1 Tessalonicenzen 5:25; 2 Tessalonicenzen 3:1,2; Filémon 22. Onnodig eigenlijk om er op te wijzen dat hij zelf voor de gelovigen in de diverse gemeenten bad en dankte; zie bijv. Romeinen 1:8-10; 1 Korintiërs 1:4; Efeziërs 1:15,16; Kolossenzen 1:3; 1 Tessalonicenzen 3:9,10; 2 Tessalonicenzen 1:11. Let op de praktische doelstellingen in zijn gebeden en in de verzoeken om gebed aan de gemeenten gericht. Zoals o.a. voor vrijmoedigheid bij het spreken en voor mogelijkheden om gelovigen in de verschillende gemeenten te mogen bezoeken.

Vragen om over na te denken

Wat weten wij af van 'lijden om Christus' wil'; zie vers 5.
Welke ervaringen heeft u in voorbede voor anderen; vers 11.

~~~~~~~~~

De volledige studie in de tweede brief aan de Korintiërs kan per e-mail worden toegezonden. Vraag om inlichtingen.
Informatie / vragen? E-mail... Info T. J. de Ruiter

~~~~~~~~~~~~~~
site 'Inspiratie & Proclamatie' sinds 1 juli 2010 / upd.14 juli 2010 / T. J. de Ruiter / The Netherlands