Het eerste en tweede gebod

Prediking van T. J. de Ruiter

Exodus 20:3-5a: "Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel; noch van wat beneden op aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen."
 

Inleiding

Prediking over de Tien Geboden komt in charismatische en vernieuwingsgemeenten niet veel voor. Dit is waarschijnlijk een reactie op de grote wettische nadruk in het historische en reformatorische Christendom. Hierbij komt het gegeven dat in de evangelische sector de volle aandacht gelegd wordt op het niet meer onder wet, maar onder de genade zijn, zoals Paulus heeft geleerd; zie o.a. Romeinen 6:14. "En," zo redeneren sommigen dan, "als we niet meer onder de wet zijn, hebben we niets meer te maken met de wet. Daarom schaffen we niet slechts het voorlezen van de wet af, maar ook het prediken over de wet."

Deze reactie kan echter op een ernstiger wantoestand uitlopen onder Christenen, want het gevaar te gaan leven uit, wat wel eens  'goedkope genade' wordt genoemd is in deze zienswijze aanwezig. Deze houding bergt zelfs het gevaar van bandeloosheid in zich; zie o.a. Romeinen 6:1,2. In de dagen van Paulus kwam er reeds een lichtzinnige houding onder Christenen op, die ik het best zo kan verwoorden: "Als we zondigen hoeven we er ons geen zorgen over te maken, want we zijn toch onder de genade, er is geen wet, die ons veroordeelt en God vergeeft."

Tot slot van deze inleiding wijs er nog op dat de wet in geheel niet slecht of ongeestelijk is. De neiging tot wetticisme zit in de mens zelf, die is vlees en ook in Christenen kan de natuurlijke, oude mens, nog altijd tot ongeestelijke inzichten en gedragingen verleiden. Paulus schreef in Romeinen 7:12-14 dat de wet heilig, goed en geestelijk is.

Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel; noch van wat beneden op aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

Wij moeten dit allereerst verstaan tegen de historische achtergrond. Israël was in Egypte in aanraking gekomen met de Egyptische cultuur, die vol van afgoderij was. Ik heb het wel eens eerder gezegd: Het oude Egypte had een complete dierentuin van afgoden. Van aap tot kikvors werd er van alles als goden voorgesteld. God wilde dat zijn volk er volledig mee zou breken en werd losgemaakt van deze afgoderij. Hij wilde dat het door Hem zelf uitgekozen volk Hem leerde kennen als een Onzichtbare, Grote, Almachtige God, de Schepper van hemel en aarde, die grote dingen kan doen, die niemand anders kan doen. Hij had dit reeds overtuigend bewezen in het zenden van de plagen over Egypte, die hadden geresulteerd in hun bevrijding uit dat land van slavernij. Geen afgod van Egypte had dit volk kunnen beschermen tegen Hem en zijn kracht.

Dus zegt God: Ik ben God en niemand meer. Maak van Mij geen beeld, want niets op aarde kan mij uitbeelden of voorstellen. Ik ben veel groter, hoger en machtiger dan alles, wat je als mens kan bedenken.

Toch viel Israël telkens terug in de zonde van afgoderij. Dit kwam omdat zij zich liet beïnvloeden door de religieuze culturen rondom haar. Het leek altijd weer zinvoller en praktischer een god te hebben, die je kon zien, een beeld in een tempel en waarbij je je lusten kon botvieren.

Jesaja over de dwaasheid van afgoderij

Eeuwen nadat de wet op de Sinaï was gegeven moest Jesaja nog constateren dat de afgoderij ook in Israël blijkbaar niet was uit te roeien. Hij schreef met godvruchtige ijver en zijn literaire begaafdheid stukken tegen afgoderij en ontmaskerde met niet mis te verstane taal de dwaasheid ervan. Ik citeer een gedeelte uit het wat men wel het klassieke stuk over de dwaasheid van afgoderij in het boek Jesaja en het gehele Oude Testament kan noemen.

Jesaja 44:14b-18:  "De mens plantte een pijnboom, en de regen deed die groeien. En dat dient de mens tot brandhout; hij neemt daarvan en warmt zich, ook steekt hij het aan en bakt brood; ook maakt hij er een god van en buigt zich neder; hij maakt er een gesneden beeld van en knielt daarvoor neer. De helft daarvan verbrandt hij in het vuur, bij die helft eet hij vlees, braadt en gebraad en wordt verzadigd; ook warmt hij zich en zegt: Ha, ik word warm, ik merk vuur. En het overblijfsel verwerkt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld, knielt daarvoor neer, buigt zich, aanbidt het en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god! Zij hebben geen kennis en geen inzicht, want hun ogen zijn dicht gestreken, zodat zij niet zien; hun harten, zodat zij niet begrijpen."

Het is niet moeilijk om in te zien dat het inzicht en de lering, die Jesaja hier met zijn grote literaire begaafdheid en zijn scherp geestelijk inzicht heeft opgeschreven, volledig gestoeld is op het eerste en tweede gebod, de grondwet voor het volk Israël en gehele mensheid. Want het was Gods wil en plan dat uit Israël deze wet over de gehele mensheid zou worden verspreid. Maar, helaas, is het tot op de dag van vandaag heel anders gelopen en afgoderij, indien het niet op de oude, primitieve wijze wordt bedreven, is nog altijd in één of andere vorm sterk aanwezig onder de volkeren.

Afgoderij in grote Griekse en Romeinse beschavingen

In de grote Griekse en Romeinse beschavingen had men een verfijnd culturele vorm van afgoderij. In elke stad sierden grote beelden de prachtige tempels. Beelden van menselijke gestalten, goden als grote, sterke mannen of als mooie vrouwen; denk maar aan Zeus, Apollo en Diana. De afgoderij was verweven met het gehele leven. De tempels werden gebruikt als restaurants en zakenlui hielden er hun zakelijke lunches en vergaderingen. Het voedsel werd dan maar gelijk aan de afgoden gewijd. Het is dan ook geen wonder dat Christenen het er best moeilijk mee hadden. Sommigen vroegen zich af: "Kunnen we wel een stuk vlees eten dat aan een afgod was gewijd." Er kwam in de gemeente een heftige discussie over dit onderwerp op gang en men kwam er niet uit. Dus werd schreef Paulus erover geschreven. Hij antwoordde in zijn brief: "Alles is door onze grote God en Heer gemaakt, alle vlees is van Hem. Al zou ik een stuk vlees eten, dat aan een afgod is gewijd, ik dank God ervoor in de Naam van Jezus ervoor en eet het - er bestaan niet eens aan afgod, er is maar één God!" Maar hij realiseerde zich dat niet iedereen zo sterk in zijn geloof stond en voor de zwakkeren moet je begrip hebben en hen geen aanstoot geven. Want de wet van de liefde leert dat wij de ander niet willen beschadigen. Dit moet het grote leidinggevende beginsel voor al het gedrag van de Christen zijn. "Wow, dank je wel, Paulus, voor dit belangrijke en rijke onderwijs!"

Afgoderij vandaag

Wat moet er gezegd worden over afgoderij vandaag - is het eindelijk uitgeroeid? Zijn we eindelijk verstandig geworden? Kunnen wij tot Jesaja zeggen: "Jesaja, man, wij zijn eindelijk tot inzicht gekomen, eindelijk tot zuivere kennis gekomen, want wij maken van hout of ijzer geen beelden meer en zeggen niet meer: Je bent mijn god, red me alstublieft?"

Maar toch stel ik heel serieus de vraag: Is afgoderij echt niet meer aanwezig in ons cultuur, zo vol van kennis, wetenschap en de hightech mogelijkheden?

Misschien is er één God overgebleven uit de geschiedenis. Neen, niet Zeus of Diana, van dergelijke beelden zeggen we niet meer, "Jij bent onze God." Ook Asclépios, de Griekse god van de geneeskunde, hoewel zijn beeld nog te zien is op de sticker van artsen, aanbidden we niet meer. Er is geen arts of patiënt te vinden, denk ik, die zich buigt voor een beeld van Asclépios en zegt; "Ha, Asclépios, red mij, genees mij." Neen, de arts gelooft in zijn kennis, stelt zijn diagnose, geeft medicijnen en stelt de patiënt zijn behandeling voor.

Welke afgod zou dan vandaag nog geëerd en aanbeden worden? Zal ik hem noemen? Misschien schrikt u als ik hem noem: Mammon! Het begrip Mammon komt uit het Aramees of het Arabisch; het woord betekent rijkdom, waarde; kortom: Mammon is de god van het geld.

Jezus verwees naar deze god in Mattheüs 6:24, toen hij zei: "Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal zich aan de ene hechten en de andere minachten: gij kunt niet God dienen en de Mammon!"  Mammon wordt slechts op twee plaatsen in de Schrift genoemd, hier in Mattheüs en in de parallelpassage in Lucas.

Er zijn enkele merkwaardige feiten over de god te noemen: In de eerste plaats: Er is nooit een beeld van hem gemaakt, waarvoor mensen neerknielden en tot wie zij zeiden: "Ha, jij bent mijn god, jij geeft mij veel geld, jij maakt mij voorspoedig." In de tweede plaats: Deze god is geen demon of bovenmenselijk wezen, neen, hij bestaat gewoon in het hart van de mens zelf. En - helaas - hij kan zelfs bestaan in het hart van de Christen, die zich er niet bewust van is, maar wel de god van het geld dient en vereert. Want die mammon dienen, dat is geldzuchtig zijn, je hart zetten op bezit, je geluk er afhankelijk van maken en het tot de belangrijkste zekerheid van je leven stellen.

Dus als geld ons hart heeft en wij beslissingen maken, die eerder gebaseerd zijn op hebzucht en het verkrijgen van aardse rijkdom dan op Gods wil, buigen wij in feite voor de Mammon. Het is veelzeggend dat het tiende gebod over de hebzucht gaat: "Gij zult niet begeren." De hier verboden onmatige, onwettige begeerte is niets anders dan lust en hebzucht en die kan de gestalte van een afgod aannemen in het hart van de mens.

Paulus wees de jonge voorganger Timotheüs op deze subtiele vorm van afgoderij toen hij schreef in 1 Timotheüs 6:9-10, "Maar wij rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht…." "Nou, nou, Paulus je had dit wel wat genuanceerder kunnen schrijven, hoor. Niet zo zwart-wit redeneren, alstublieft." Toch geeft Paulus hier blijk van een scherp inzicht in de menselijke geaardheid en de diepste slechtheid in het hart.

Weet u, het is hoog tijd dat Christenen deze god hard aanpakken en hem geen kans geven in hun hart te regeren. Er is een merkwaardig verschijnsel in Nederland. Terwijl de cijfers aanwijzen dat steeds meer Nederlanders rijker worden en de meeste mensen steeds duurdere dingen kunnen kopen, daalt overal het geven aan kerken en aan zending. Een moeilijke vraag,  maar ik stel hem toch: "Zou de god Mammon hierin een rol spelen?"

Een Amerikaanse docent op de Bijbelschool, waarmee ik jaren heb mogen samenwerken en die nu bij de Heer is, zei: "Als ik de neiging voel om minder aan het werk van God te geven omdat ik slecht bij kas zit, probeer ik meer te gaan geven. Heb ik daardoor een tekort gekregen? Ik kan naar waarheid zeggen, dat ik dat niet heb ervaren."

Conclusie

Er is maar één God, Hij is Geest, hoog verheven, onzichtbaar en Hij woont in een ontoegankelijk licht. Hij is met niets op deze planeet te vergelijken. Hij overstijgt alle menselijk voorstellingen en daarom zal er geen beeltenis van Hem mogen worden gemaakt. Want niets kan Hem af of uitbeelden in zijn goddelijkheid. Elk beeltenis van Hem beledigt Hem, daarvan moet Hij zeggen: "Zo ben Ik helemaal niet… doe dat weg!"

En een afgod is alles, dat de plaats van God in ons hart inneemt, waar wij ons hart op zetten en waardoor wij ons in het leven laten vormen en leiden. Het is zeer belangrijk om dit beginsel in te zien. Ongetwijfeld eindigde de apostel Johannes zijn eerste brief met deze vermaning: "Kinderkens, wacht u voor de afgoden."

Slot

Ik eindig met een vraag aan een ieder persoonlijk. Hij is indringend, maar ik hoop dat u zich er serieus op bezint: "Voor wie buigt u zich? Wie aanbidt u? Wie leidt uw leven?"

Ik roep u op om met uw gehele hart de Here God te dienen en Jezus te volgen. Ik geef u ook een uitdaging: Ga meer geven aan goede doelen, aan kerk en zending. Ervaar het woord van Jezus: Geven is zaliger dan te ontvangen. Als u meer geeft, wordt u niet armer maar juist rijker. Dit is de wet van de hemelse economie! Amen.

~~~~~~~~~~~

Een vraag? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter

Voor instandhouding van de bediening van Teun & Tessa de Ruiter kunt u een bijdrage storten op rekening 48.13.69.376 van T. J. de Ruiter bij de Abn-Amrobank.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
site 'Informatie & Proclamatie' sinds 1 juli 2010 / pagina vernieuwd 29 juli 2010 / Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands