De Ark, de Christus

een prediking van pastor T. J. de Ruiter, februari 2005

Exodus 25:10-12, NBV: Laat van acaciahout een ark maken, een kist van tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst aanbrengen. Giet vier gouden ringen en bevestig de aan de vier; poten twee ringen aan elke kant van de ark.

Vers19: Je moet ook een verzoeningsplaat maken van zuiver goud; tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed; Maak aan beide uiteinden daarvan een cherub, eveneens van goud; één aan het ene uiteinde en één aan het andere uiteinde. Het moet drijfwerk zijn; de twee cherubs moeten één geheel met de plaat vormen. Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd; en hun vleugels moeten gespreid zijn omdat zich daar beschermend over uitstrekken.

Inleiding

Het was tijdens de laatste viering van het Heilig Avondmaal dat ik in mijn geest sterk bij de ark en het verzoendeksel werd bepaald. Ik zag de cherub op het verzoendeksel, dat met het bloed van het offerdier was besprenkeld en ik hoorde de woorden uit het lied: "Tussen de cherubim ontmoet ik je." Die ervaring heeft me niet losgelaten en vormt de inspiratie voor deze bijzondere prediking. Ik zal eerst stilstaan bij de ark zelf en haar geschiedenis; daarna kom ik tot de boodschap voor ons vandaag.

Geschiedenis van de ark

De Ark werd in de woestijn bij de Sinaï omstreeks 1146 v. Chr. gemaakt. Exodus 37:1-9 geeft een beschrijving van de ark en het verzoendeksel. De ark was een kist - het Hebreeuwse woord 'arôwn' betekent dan ook kist - gemaakt van het zeer duurzame hout van de acaciaboom en was geheel met goud bekleed. Hij was twee en een halve el lang, dat is ongeveer 1.12 m en anderhalve hel - 67,5 cm - hoog en breed. Het kreeg aan de bovenkant een gouden sierlijst. Het verzoendeksel of zoals het NBV het noemt 'verzoeningsplaat,' was van gedreven goud gemaakt en vormde met de twee engelengestalten, de cherubs, erop een eenheid. Dit verzoendeksel had van de goudsmid ongetwijfeld de uiterste concentratie geëist en was een echt kunstwerk van vakmanschap.

In de ark werden de twee stenen tabletten gelegd, waarop God zelf de wet gegraveerd had; zie Exodus 37:1. Deze tabletten waren het tweede serie, want de eerste had Mozes toen hij de berg afdaalde uit zijn handen gegooid omdat toen hij bemerkte dat het volk onder aan de berg afgoderij met een gouden kalf bedreef. Later werd er voor de ark een kruik met het manna gezet en nog later werd er ook de bloeiende staf van Aäron neergelegd. Dit alles tot een getuigenis van de wil van God; zie Exodus 16:33 en Numeri 17:8

De ark werd tijdens de woestijntocht meegenomen van plaats tot plaats. Toen Israël in het land had ingenomen kreeg de tabernakel en dus ook de ark een vaste plaats. Daar is hij ongeveer een eeuw blijven staan. Maar toen de ark eens in een strijd tegen de Filistijnen uit de tabernakel werd gehaald omdat men dacht dat God de overwinning zou geven als hij bij het legers zou zijn, werd hij triomfantelijk door de Filistijnen buitgemaakt. Hij bleef bij hen ongeveer een zeven maanden; zie 1 Samuël 6:1. Dit moet omstreek 1080 v. Chr. hebben plaats gevonden. De Filistijnen merkten echter dat de ark hen ongeluk bracht en na van stadje tot stadje vervoerd te zijn werd hij uiteindelijk op een wagen getrokken door koeien, die pas hadden gekalfd, naar Israël teruggebracht. Een boerenfamilie in Kiriat-Jearim heeft de ark toen twintig jaar bij haar op de boerderij gehouden; zie 1 Samuël 7:2. David wist dat de ark daar stond en toen hij tot koning was gekroond kreeg hij het in zijn hart de ark naar Jeruzalem te laten brengen, de stad, waarvandaan hij regeerde. Inmiddels had hij een nieuwe tabernakel gebouwd, waar hij de ark in plaatste; zie 2 Samuël 6:16.

Rond 1010 v. Chr. was de tempel van Salomo gereed en werd de ark in de tempel geplaatst; zie 1 Koningen 8:4-9. In deze tempel is de ark tot 586 v. Chr. blijven staan. Deze periode van bijna vier en een halve eeuw werd echter een roerige tijd. Er waren goddeloze koningen, die de tempel sloten en de eredienst aan de Verbondsgod van Israël, de grote JaHWeH, vervingen door afgoderij. Wat er in die jaren van afvalligheid en afgoderij met de ark werd gedaan weten we niet met zekerheid. Zo plaatste eens de goddeloze koning Achaz een heidens altaar in de tempel, gebouwd volgens een altaar dat hij in Damascus had gezien. Het koperen wasvat werd verplaatst en gedeeltelijk gesloopt en dat deed hij ook met het koperen brandofferaltaar, dat hij voor onderzoek ging gebruiken. Dit kan niets anders betekenen dan dat het voor waarzeggerij werd gebruikt; zie 2 Koningen 16:10-14. Over de ark lezen wij niets maar het is zeer voorstelbaar dat Achaz ook dit heilig voorwerp uit de tempel had laten verwijderen. In 2 Kronieken 28:21, wordt nog vermeld dat Achaz alles, wat zich in de tempel bevond aan kostbare voorwerpen aan de koning van Assur werd geschonken, om hem te bewegen Jeruzalem en Juda niet binnen te vallen. Over de ark wordt echter met geen woord gerept.

Tijdens de latere godvruchtige koning Josia stond de ark nog in de tempel; zie 2 Kronieken 35:3, dat was omstreeks 624 v. Chr. Uit dit vers zou kunnen worden geconcludeerd dat de ark inderdaad niet voortdurend in de tempel heeft gestaan en dus tijdens de regering van goddeloze koningen eruit werd gehaald. Waarschijnlijk werd hij door trouwe priesters ergens opgeborgen geweest. Het is interessant om te weten dat er enige tijd geleden bij archeologische opgravingen diep onder de tempelberg een klein kamertje werd gevonden, waarin de ark precies gepast zou kunnen hebben.

Bij de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 586 v. Chr. door de Babylonische koning Nebuchadnezar Jeruzalem is de ark verdwenen en niemand weet wat er toen met de ark is gebeurd. Werd hij ook vernietigd toen de tempel in puin werd gegooid? Was hij op tijd door priesters verborgen geworden? Was hij naar Babel meegenomen als een trofee? Op de vraag of de ark nog bestaat en waar hij zich dan zou bevinden kan tot op de dag van vandaag geen antwoord worden gegeven. Een godsdienstige groep in Ethiopië maakt er aanspraak op zij de ark in een schrijn bewaard, maar niemand mag er onderzoek naar doen; de schrijn wordt streng bewaakt.

Dat de ark na 850 jaar in 586 v. Chr. verdwenen is moet wel als een voldongen feit worden beschouwd en of hij ooit nog zal worden gevonden is zeer onwaarschijnlijk. In dit opzicht is de profetische tekst van Jeremia 3:16 reeds voor de helft vervuld. Ik citeer uit de NBV: "En als jullie in aantal toenemen en dit land weer zullen bevolken, zal niemand meer over de ark van het verbond met de HEER spreken. Die komt in niemands gedachten op, hij wordt niet meer genoemd of gemist, en wordt niet opnieuw gemaakt. In die tijd zal men Jeruzalem "Troon van de HEER" noemen."

Let goed op de reden, waarom er geen Israëliet meer naar de ark zal vragen. Het antwoord wordt in de volgende tekst gegeven: de HEER zelf woont in Jeruzalem en om Hem gaat het. Er is - zo weten wij, als christenen reeds - geen tempel met een altaar meer nodig, er is geen besprenkeling met het bloed van een dier meer nodig en er is geen ark meer nodig, die getuigt van de tegenwoordigheid van God want dan woont de HEER zelf in Jeruzalem. Met zijn eigen bloed heeft eens voor altijd voor alle zonde verzoening gedaan.

De wet van God in het hart van vlees

In de ark lagen de twee stenen tafelen, waarop de wet van God geschreven stonden. Hoe belangrijk die wetten en het gehele Oude Verbond ook waren, de gelovige die door de Geest van God zich laat inspireren krijgt inzicht in een belangrijker waarheid. Let op wat David reeds in de Psalmen schreef met geestelijk inzicht en oprechte godsvrucht.  Psalm 119:11, NBG: "Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige." In de NBV: "Uw belofte heb ik in mijn hart geborgen; zo zal ik niet tegen u zondigen." David weet door het getuigenis van de Geest van God in zijn hart, dat het woord van God in zijn hart geborgen en bewaard is. David wijst met dit diepzinnig, profetisch getuigenis op de geestelijke realiteit, namelijk dat het er om gaat dat God zijn woord, zijn wet, in het hart van de mens kan leggen. Want alleen zo is er de kracht en de wil in de mens om een heilig leven te leiden.

De geschiedenis bewees dat dit er bij Israël juist aan ontbrak. Het had wel de wet op stenen tabletten of tafelen, maar het hart was er ver van verwijderd en keer op keer verviel het gehele volk in gruwelijke ongehoorzaamheid aan de wet en de wil van haar Verbondsgod. De profeten zoals Ezechiël zagen dit grote probleem. God gaf hun echter een kostbare belofte. Er zou een toekomst komen, waarin God de wet in het hart van zijn volk zou schrijven en dan pas was het in staat naar zijn heilige wil te leven.
Luister naar Ezechiël 11:19;20, NBG: "Ik zal hun een hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven, opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden." Zie ook hoofdstuk 36:26, waar hetzelfde werd gezegd namens God.

De gemeente; het Nieuwe Verbond

Onder het Oude Verbond werd met heilige voorwerpen, kledij, gebruiken en met ritueel godsdienstige plichtplegingen in feite dezelfde boodschap gepredikt als die van het Nieuwe Verbond, dat gesloten werd door Christus en bezegeld met zijn bloed: Geloof in de vergeving van je zonden door het vergoten bloed, heilig je leven volgens de goddelijke wil en koester het woord van God  in je hart. De wet was echter onmachtig het hart van de mens te vernieuwen tot het liefhebben van God en het doen van zijn wil. Christus kan wel de mens een nieuw hart geven omdat op grond van het geloof in Hem en zijn zoendood een nieuwe geest uit de Geest van God in hem wordt geboren.

Die goddelijke Geest, die op bekering tot het geloof in Christus in de mens wordt ingeplant schrijft de wetten van God in hart. Als het goed is zal de bekeerde mens vanuit zij hart graag de wil van God willen doen. Hij heeft de Geest van Christus in zijn hart gekregen, die zei - ik citeer uit de brief aan de Hebreeën 10:7; NBG: "Zie, hier ben Ik om uw wil te doen, o God." Even hiervoor citeert de schrijver van de brief aan de Hebreeën in het achtste hoofdstuk uit Jeremia 31:31-34, waar de profeet hetzelfde profeteerde als Ezechiël, dat God in de tijd van het Nieuwe Verbond zijn wetten in de harten van de mensen zal leggen en in hun harten zal schrijven.

De apostel Paulus kende deze waarheid ook. Hij schreef in 2 Korintiërs 3:3. NBG: "Daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God; niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten." Dus wat de wet niet kon bewerkstelligen, kan wel de Geest van Christus wel want door het geloof in Jezus Christus komt de Heilige Geest woning maken in het hart van de mens en vernieuwt het, waardoor het in staat is naar de wil van God te gaan leven.

Maar we moeten niet denken dat de Geest van God de eigen wil en keuze van de mens uitschakelt - neen, dat doet Hij niet. God kan de eigen keuze van de mens niet uitschakelen want dan maakt Hij van zijn schepsel mens een robot, die alleen maar datgene kan doen waarmee hij geprogrammeerd is. Dus is het zo dat ook de wedergeboren mens ongehoorzaam kan zijn aan de wil van God. Hij kan zondigen als hij dat wil, maar in hem is wel de levenskracht van de Heilige Geest aanwezig om - als Hij dat oprecht wil - naar de heilige wil van God te leven. De ark leert ons deze waarheid: de wet van God is in het binnenste.

Slot

De ark stond in een gewijde, stille ruimte, het Allerheiligste. Daar werd eenmaal per jaar, op de Grote Verzoendag, het bloed van het offerdier gesprenkeld. Christus stierf niet in een stille, gewijde plaats, maar aan een ruwhouten kruis temidden van een spottende menigte, de zich aan zijn gruwelijk lijden vergaapte.

Het evangelie roept ons op in Jezus te gelovenen ons hart tot een ark, een vat, van zijn geestelijke tegenwoordigheid te maken. Paulus in Efeziërs 3:16. NBG: "opdat Christus door het geloof in uw harten woning make." De ark van het Oude Verbond krijgt zo zijn heerlijke, geestelijke vervulling in Christus en in hen, die Hem in hun leven meedragen in hun hart.

De ark werd gedragen met twee stokken, die door de vier gouden ringen werden gestoken. Zo droeg het volk tijdens de woestijnreis Christus in de symboliek van de ark in zijn volbracht werk met zich mee. Christus, die de wet heeft volbracht. Christus, die gestorven was ter verzoening van de zonde. Christus, die is opgestaan. Zo mogen wij Christus met ons meedragen in ons hart tijdens onze aardse woestijnreis.

Draag jij Christus met je mee tijdens je aardse levensreis? Lijkt de de levensreis niet dikwijls op de woestijntocht van het volk Israël? We worden aangevallen op onze zwakke plekken, zoals Israël werd aangevallen in haar achterhoede door de Amalekieten. We worden beproefd zoals Israël, er kan van alles ontbreken dat we echt nodig hebben. Er was geen water en er was geen voedsel op een bepaald moment en dan klagen we of mopperen - zoals zij toen deden. Er zijn stormen te trotseren en we dreigen te breken. Er zijn dorre tijden, onze ziel is geestelijk dor en droog en we vragen ons af waar God eigenlijk is, want we ervaren Hem niet. Er zijn blokkades te overwinnen en we vragen ons af hoe we die moeten overwinnen. Een blokkade als de Jordaan - hoe komen we over die rivier heen? Maar de priesters gingen voorop met de ark van het verbond en liepen rustig op de snelstromende rivier af. En tot ieders verbazing hield het stromen op en gingen de priesters met volk erachter droogvoets door de rivierbedding. Dit was het reddende wonder van de levende Christus.   De uitdaging aan elke christen, dus ook aan jou en mij, is ons hart een echte ark te doen zijn, waarin de wet van God, de Christus, wordt bewaard.

Als je de levende Christus met je meedraagt in je leven zul je zijn kracht ervaren, ook in de moeilijkheden die onoverkomelijk lijken te zijn. Houd daarom de Christus bij je, heb Hem lief met je gehele hart, draag Hem met je mee in je leven als de kostbaarste relatie en gehoorzaam Hem. De engelen van God, de cherubs, waken over je leven in Christus; dit is de boodschap van de ark. De ark is verdwenen - spoorloos! Maar Christus leeft en wil altijd bij je zijn. Geloof het, leef met Hem. Amen.

~~~~~~

Een vraag? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter

Voor instandhouding van de bediening van Teun & Tessa de Ruiter kunt u een bijdrage storten op rekening 48.13.69.376 van T. J. de Ruiter bij de Abn-Amrobank.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
site 'Informatie & Proclamatie' sinds 1 juli 2010 / pagina vernieuwd 29 juli 2010 / Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands